Inleiding
Veel bedrijven en overheden die hun energieverbruik en emissies willen verlagen, zijn geneigd om als eerste naar offensieve technologische oplossingen zoals automatisering en AI te grijpen, aangevuld met enkele veelbelovende – eveneens op tech gebaseerde – bedrijfsmodellen. Ondanks de vaak torenhoge ambities en goedbedoelde inspanningen zijn de meeste technologieleiders er nog niet in geslaagd om de organisatiedoelstellingen om te zetten in klinkende resultaten.
Een van de grootste oorzaken voor het uitblijven van ‘de grote doorbraak’ is het gebrek aan harde cijfers en duidelijke stappenplannen binnen organisaties. CIO’s , CTO’s, CDIO’s en andere tech-leaders hebben te maken met misvattingen en desinformatie, waardoor hun beeld van wat ze moeten doen is vertroebeld.
De onderzoekers van McKinsey Technology hebben uitgebreide analyses uitgevoerd naar onderdelen binnen de IT waar het snelst de grootste impact kan worden behaald op het verminderen van energieverbruik en CO2-emissies. Om te beginnen hebben ze werkwijze om te verduurzamen binnen de IT onderverdeeld in twee categorieën:
- Offensief: Proberen emissies te verminderen door verbetering (van operationele efficiëntie), vervanging (voor schonere alternatieven) en hergebruik (materiaal recyclen).
- Defensief: De acties die IT kan ondernemen om emissies van het technologiepark van de onderneming te verminderen. Op dit gebied kan de CIO, als hoofd van IT, doorgaans zelfstandig en snel handelen.
Dit artikel richt zich op de defensieve maatregelen, en dan specifiek de IT-elementen waarover een CIO of andere tech-leader directe controle heeft. De onderzoekers hebben alle emissies onderzocht die het gevolg zijn van IT-activiteiten binnen de organisatie. Denk hierbij zowel aan het laten draaien van lokale (on-premises) datacenters en apparaten, als aan indirecte emissies als gevolg van het gebruik van technologische apparaten die via de CIO worden ingekocht en afgevoerd.
———————
Wat zeggen de feiten?
De analyse heeft volgens de onderzoekers verschillende feiten aan het licht gebracht die ingaan tegen enkele gangbare opvattingen over emissies van bedrijfstechnologie. Deze feiten gaan over de aanzienlijke hoeveelheid technologie-gerelateerde uitstoot, het aandeel aan emissies van eindgebruikersapparaten, de verscheidenheid aan beschikbare mitigatieopties en het veronderstelde gunstige effect van de overstap naar cloud-opslag en cloud-computing.
Feit A: Bedrijfstechnologie genereert aanzienlijke emissies
Bedrijfstechnologie is wereldwijd verantwoordelijk voor de uitstoot van ongeveer 350 tot 400 megaton koolstofdioxide-equivalente gassen (CO2e), wat overeenkomt met ongeveer 1 procent van de totale mondiale uitstoot van broeikasgassen (GHG). Op het eerste gezicht lijkt dit misschien niet veel, maar het is ongeveer de helft van de uitstoot die de luchtvaart of scheepvaart wereldwijd veroorzaakt en staat gelijk aan de totale koolstofuitstoot van het Verenigd Koninkrijk.
De bedrijfstakken die het grootste aandeel leveren aan technologiegerelateerde scope 2- en scope 3-GHG-emissies zijn communicatie, media en dienstverlening (Afbeelding 1). Verreweg de grootste bijdragers aan de totale IT-emissies zijn verzekeraars (45 procent van de totale scope 2-emissies) en bank- en beleggingsdiensten (36 procent).
Organisaties staan onder toenemende druk om hun uitstoot van CO2 en vergelijkbare gassen te verminderen. Een doorbraak vereist actie op vele fronten, maar met terugdringen van uitstoot als gevolg van bedrijfstechnologie kunnen CIO’s en organisaties over het algemeen snel aan de slag.
Feit B. De grootste CO2-uitstoters zijn eindgebruikersapparaten (dus niet de eigen datacenters)
Eindgebruikersapparaten – laptops, tablets, smartphones en printers – genereren wereldwijd anderhalf tot twee keer zoveel koolstof als datacenters (Exhibit 2). Een reden hiervoor is dat bedrijven aanzienlijk meer eindgebruikersapparaten hebben dan servers in de eigen – lokale – datacenters. Bovendien worden de apparaten meestal veel vaker vervangen dan servers: smartphones hebben een gemiddelde afschrijving van twee jaar, laptops vier jaar en printers vijf jaar. Servers worden gemiddeld om de vijf jaar vervangen, hoewel 19 procent van de organisaties daarmee langer wacht.
Nog zorgwekkender is dat de emissies van eindgebruikersapparaten op weg zijn om jaarlijks met 12,8 procent te stijgen. Inspanningen om hier iets aan te doen, kunnen zich richten op de belangrijkste emissie-oorzaken. Ongeveer driekwart van de emissies komt voort uit productie, transport en verwijdering. Een andere belangrijke oorzaak van deze hoge emissies zijn de halfgeleiders die de apparaten aandrijven.
Feit C. Maatregelen met een grote impact hoeven niet duur te zijn
De onderzoekers zijn van mening dat als het gaat om verduurzaming, veel CIO’s denken in termen van kostbare investeringen die nodig zijn om (energieslurpende) apparaten te vervangen of faciliteiten te upgraden. Hun analyse laat echter zien dat CIO’s ook aanzienlijke koolstofvoordelen kunnen behalen zonder een significante investering te doen – en in sommige gevallen zelfs geld kunnen besparen (Exhibit 3).
Over het algemeen kan bijvoorbeeld 50 tot 60 procent van de emissies gerelateerd aan eindgebruikersapparaten worden aangepakt door veranderingen in sourcing, voornamelijk door minder apparaten per persoon aan te schaffen en de levenscyclus van elk apparaat te verlengen. Dat laatste kan bijvoorbeeld door middel van recycling. Deze opties vereisen geen (grote) investeringen en zullen de kosten verlagen, hoewel bedrijven de impact op de werknemerservaring zullen willen meewegen.
Ook kunnen de meeste organisaties nog veel winst behalen op het gebied van het recyclen van apparaten: 89 procent van de organisaties recyclet volgens de onderzoekers minder dan 10 procent van hun hardware. Daarnaast kunnen CIO’s overwegen om druk uit te oefenen op leveranciers om groenere apparaten te leveren. Andere voorbeelden van kostenefficiënte acties met een grote impact zijn onder meer het verduurzamen van zakelijke reizen, het optimaliseren van datacenterbehoeften en het meer gebruikmaken van de cloud om workloads te beheren.
Feit D. Overstappen naar de cloud heeft meer impact dan het optimaliseren van datacenters
Het optimaliseren van de energiegebruikseffectiviteit (PUE) van een on-premise datacenter is duur en leidt tot beperkte koolstofreductie. Een verdubbeling van de uitgaven aan de lokale datacenter-infrastructuur, leidt slechts tot een CO2-emissieverlaging van 15 tot 20 procent. Structurele verbeteringen in datacenters en een geoptimaliseerde lay-out kunnen helpen, maar het effect is beperkt. Bovendien hebben veel bedrijven dergelijke verbeteringen al doorgevoerd. Meer rigoureuze maatregelen, zoals het verplaatsen van datacenters naar koelere locaties of investeren in nieuwe koeltechnologie, zijn buitengewoon duur.
Een effectievere aanpak is volgens de onderzoekers van McKinsey om hun workloads naar de cloud te verplaatsen. Hyperscalers (ook wel bekend als cloudserviceproviders) en colocators investeren aanzienlijk om duurzamer te worden. Dit doen ze bijvoorbeeld door het zelf inkopen van ‘groene stroom’ en investeren in ultra-efficiënte datacenters met een PUE gelijk aan of minder dan 1.10. Ter vergelijking: de gemiddelde PUE van een datacenter in eigen beheer is 1.57 en de onderzoekers schatten in dat de hoogst haalbare PUE-score voor datacenters in eigen beheer uitkomt op 1,3. Om dat te kunnen bereiken moet een organisatie gemiddeld wel 2,5 keer zoveel geld investeren in de infrastructuur van haar on-premise datacenters.
Met een doordachte migratie naar – en geoptimaliseerd gebruik van – de cloud kunnen bedrijven de CO2-emissies van hun datacentergebruik met meer dan 55 procent verminderen. Dat staat gelijk aan ongeveer 40 megaton CO2e wereldwijd, het equivalent van de totale koolstofemissies van Zwitserland.
Drie stappen die organisaties (vrijwel) meteen kunnen nemen
Nu bedrijven en overheden onder toenemende druk staan om de uitstoot van CO2 en equivalente gassen te verminderen en technologie een sleutelrol speelt bij het realiseren van die doelen, komen CIO’s terecht in de frontlinie van CO2-reductie. De uitdaging zal zijn om de CO2-voetafdruk als gevolg van IT te verkleinen terwijl tegelijkertijd klanten en werknemers kunnen blijven rekenen op hoogwaardige, kosteneffectieve technologiediensten.
Gemiddeld genomen zal het uitrollen en afronden van de genoemde defensieve maatregelen drie tot vier jaar duren. CIO’s die echter doortastend en nauwkeurig handelen, kunnen al binnen een jaar 15 tot 20 procent van het totale CO2-reductiepotentieel bereiken met minimale investeringen.
Ze kunnen kiezen uit een breed scala aan maatregelen, maar daarvoor is meestal toestemming nodig van de CEO en de raad van bestuur. Er zijn echter drie slimme en snelle acties mogelijk die de meeste CIO’s op hele korte termijn (en zelfstandig) kunnen uitvoeren om de organisatie voor te bereiden op de langetermijnacties die later volgen: sourcing-strategieën, kernindicatoren en een prestatiemanagementsysteem.
Snelle actie 1: Sourcing-strategieën aanpakken
Verreweg de snelste en meest effectieve defensieve maatregel om IT-koolstofemissies te verlagen, is het herzien van beleidslijnen voor technology sourcing. Het optimaliseren van het aantal apparaten in overeenstemming met de normen die de 25 procent meest zuinige bedrijven hanteren, kan wereldwijd ongeveer 30 procent van de emissies van eindgebruikersapparaten verminderen. De 25 procent zuinigste organisaties hebben gemiddeld bijvoorbeeld één printer beschikbaar voor elke 16 werknemers, terwijl het gemiddelde van alle organisaties ligt op één printer per acht medewerkers.
Een dergelijke verschuiving in sourcing leidt niet noodzakelijk tot een verslechtering van de gebruikerservaring, omdat de uitrol van 5G en steeds geavanceerdere technologische verwerkings- en rekenkracht ervoor zorgen dat de belangrijkste verwerkingsfuncties plaatsvinden op de server. Daardoor hoeven eindgebruikersapparaten minder krachtig te zijn en veel minder energie te verbruiken. In feite is dit een software-als-een-service (SaaS)-model waarbij hoogwaardige en gebruiksvriendelijke ervaringen plaatsvinden op de server, niet op de desktop, laptop of mobiele device van de eindgebruiker. Voor de effectiviteit van deze aanpak gelden wel een paar belangrijke voorwaarden: stabiele netwerken, minder resource-intensief coderen op apparaatniveau, voldoende edge computing-mogelijkheden en het verplaatsen van data naar efficiëntere platforms (bijvoorbeeld de cloud).
Als onderdeel van deze inspanning moeten de CIO en het hoofd inkoop van het bedrijf samenwerken om de afschrijvingstermijnen van apparaten en de verhouding apparaat-per-persoon te herzien en de basis voor inkoopbeslissingen aan te passen. Inkoop vertrouwt over het algemeen op kosten-/batenberekeningen, en terecht. Die aanpak moet worden uitgebreid zodat er rekening wordt gehouden met energieverbruik en CO2-emissies. De geest van samenwerking moet zich ook uitstrekken tot leveranciers, waarbij partijen samen plannen maken.
Een meer doordachte sourcingstrategie beperkt zich niet tot eindgebruikersapparaten. CIO’s moeten bijvoorbeeld ook oog hebben voor de duurzaamheid van energiebronnen waarvan IT gebruikmaakt. Wanneer deze bronnen niet beschikbaar zijn, kunnen CIO’s inkoop de opdracht geven om energiecontracten af te sluiten waarin compensatie van CO2-uitstoot is geregeld. CIO’s kunnen verder ook nog duurzaamheidseisen stellen aan leveranciers.
Snelle actie 2. Stel een duurzame ROI-maatstaf in voor technologiekosten
Elke serieuze vooruitgang op het gebied van duurzame technologie kan alleen worden geboekt wanneer bedrijven hun “groene” opbrengsten afzetten tegen de kosten. Maar de meeste meetmethoden laten de kosten en opbrengsten van duurzame investeringen buiten beschouwing, wat ze uiteindelijk onpraktisch maakt. De betere meetmethodes richten zich op de kosten per ton bespaarde koolstof en houden hierbij ook rekening met bespaarde kosten. Geavanceerde modellen berekenen emissies gedurende de hele levenscyclus, inclusief productie, transport en verwijdering.
CIO’s kunnen daarnaast leveranciers, fabrikanten en dienstverleners beoordelen op basis van hoe ver ze gevorderd zijn op het gebied van recycling en hergebruik van elektronica. Ook van belang is de vraag hoe ver leveranciers zijn met andere vormen van verduurzaming. Denk hierbij aan het ontwerpen van circulaire componenten, het verlengen van de levenscycli van producten dankzij betere ontwerpen, het ontwerpen van robuuste, kwalitatief hoogwaardige producten, het aanbieden van reparatiediensten en tweedehands verkoop aan consumenten na zakelijk gebruik.
Beslissingen over IT-uitgaven moeten voldoen aan verschillende eisen, waaronder eisen rondom het afbetalen van technische schulden en bedrijfsstrategie. Organisaties die serieus aan de slag willen met de verduurzaming van hun IT, doen er goed aan om daarbovenop een transparante ROI-maatstaf voor verduurzaming te institutionaliseren. Die zou dan ook moeten gelden voor aanbestedingen en andere offerte-aanvragen. Hierdoor gaan organisaties zien wat de werkelijke impact is van hun IT-gebruik op de uitstoot van CO2.
Snelle actie 3. Zet zinnige meet- en evaluatiesystemen op
Met het aanpassen van de sourcingstrategieën en het instellen van een ROI-maatstaf zijn organisaties al goed op weg voor wat betreft hun mogelijkheden tot IT-verduurzaming op korte termijn. Maar er is een derde snelle actie beschikbaar voor het maken van een grote slag. Dit is het opzetten van meet- en evaluatiesystemen. Deze stap bestaat uit een basislijn van prestaties vaststellen, de vooruitgang meten ten opzichte van de basislijn en de impact (bijna) in realtime bijhouden. Een dergelijk systeem is vergelijkbaar met realtime het computer- en netwerkgebruik bijhouden voor toepassingen in de cloud, iets dat de meeste grote organisaties al doen. Een dergelijk meetsysteem voor een duurzamere IT zorgt ervoor dat CIO’s weten wat werkt en wat niet, zodat ze snel kunnen bijsturen.
Het kinkt eenvoudig, maar in de praktijk kan het implementeren van zo’n groen meet- en evaluatiesysteem nog best een uitdaging vormen. Sommige organisaties doen een jaar over het meten van hun CO2-voetafdruk, met als resultaat een verouderde analyse. Dit gebeurt meestal wanneer bedrijven té nauwkeurig te werk gaan en proberen iedere gram uitgestoten CO2 te meten. Op zichzelf een prijzenswaardige inspanning, maar te tijdrovend.
CIO’s kunnen aanzienlijke vooruitgang boeken door in plaats daarvan prioriteit te geven aan metingen op die plekken waar de impact het grootst is. Voorbeelden zijn het bijhouden van het aantal aangeschafte en operationele eindgebruikersapparaten, het meten van de huidige gebruiksduur voor elk apparaat en het bijhouden van het gemiddelde aantal apparaten per gebruiker. Een andere manier waarop CIO’s snel vooruitgang kunnen boeken, is door het inbedden van emissie- en energiemonitoring in grote technologie-assets en samenwerking met externe providers – zoals elektriciteitsbedrijven – om het stroomgebruik realtime te volgen.
Epiloog
Effectief strijden voor energiebesparing binnen de IT is geen kwestie van één of twee grote overwinningen. De waarheid is dat grote, simpele overwinningen niet bestaan. Om echte impact te hebben, zullen bedrijven en overheden op veel verschillende gebieden moeten handelen. Technologie speelt logischerwijs een hele belangrijke rol binnen veel verduurzamingsinspanningen. Reden temeer voor CIO’s en andere tech-leaders om de komende jaren snel en doortastend te handelen.
————————-
Bovenstaande artikel is een (vrije) Nederlandse vertaling van de publicatie ‘The green IT revolution: A blueprint for CIOs to combat climate change’ en te vinden op de website van McKinsey Digital. Het originele artikel is hier te lezen.